De man van Elisabeth, Duke, was tuinman. Althans, dat was hij, tot hij ontdekte welk salaris zijn vrouw kreeg. Toen stopte hij met werken. Hij deed nog wel onze tuin, maar zijn activiteiten bestonden voornamelijk uit voor de studio op het bankstel – dat hij naar buiten had gesleept – te zitten en bier te drinken in het zonnetje. Overigens aangevuld met het comfortabele gerief van een voluit gloeiende straalkachel. In de zomer. De vaardigheden van Duke als tuinman lieten overigens nog wel wat te wensen over. Zo was hij met name bekwaam in het over het snoer van de elektrische maaier maaien. De uiteinden werden vervolgens aan elkaar gedraaid, beetje tape eromheen en maaien maar weer. Met het snoer in het zwembad. Dat heeft nog wel eens tot een klap geleid. Duke had overigens, al zittend en bierdrinkend op zijn bank, een lucratief plan bedacht. Ik weet nog goed dat ik op een dag thuis kwam na school en zeker 20 mensen in de achtertuin zag. Het zag zwart van de mensen zeg maar. Een inspectie van onze kant leverde op dat het huisje op ons erf dat voor de maid bestemd was en naar wij dachten leeg stond – want Elisabeth en Duke woonden in de studio – door Duke werd verhuurd. Ka-ching. Ik zal het nooit vergeten. Het bijgebouw had twee kamers van 3 bij 3. Daar stonden dus 3 stapelbedden per kamer. Op stapels bakstenen. Dat is dan weer tegen de Tokoloshe, een mythische demon zo groot als een kind die een kruising is tussen een watergeest, klopgeest en/of een zombie en die ’s nachts onder bedden kruipt om de tenen van nietsvermoedende slapers af te bijten. Daarom dus die bakstenen; dan kan de Tokoloshe er niet bij. Voor mijn vader was het een geluk dat hij redelijk bijtijds achter de huisjesmelk praktijk van Duke kwam, want het was in die tijd en in die suburb strafbaar om meer dan twee Niet-Blankes op je erf te hebben wonen. Afijn. Stevig gesprek met Duke gehad. Ook over de straalkachel. Dat ging een tijdje goed, totdat Duke in het midden van de nacht poedelnaakt en zo dronken als een Maleier in de tuin aan het dansen was. Deel van deze dans was om tuinmeubilair in het zwembad te werpen. De volgende dag konden Duke en Elisabeth hun koffers pakken.
Op zoek naar een nieuwe maid dus. Een collega van mijn vader had een maid en die had nog wel een nichtje dat werk zocht. Mamsie heette ze. Ze kwam van het platteland en sprak nauwelijks Engels. “Yes missus” was het eigenlijk wel zo’n beetje. Ze smeerde ganzenvet in haar haar om het mooi glanzen en soepel te houden. Nadeel van ganzenvet in een dergelijk klimaat is dat het binnen twee dagen ranzig wordt. En dat ruik je. Heel erg goed zelf. Die lucht kon je gewoon in blokken snijden. Met de maid van de buren als tolk een gesprek met haar gevoerd over persoonlijke hygiëne. En haar een persoonlijk verzorgingspakket cadeau gedaan. Met zeep, tandenborstel en pasta, deodorant en een alternatief voor ganzenvet. Dat hielp. Waar dat niet bij hielp was haar onbekendheid met huishoudelijke apparatuur zoals de stofzuiger en het strijkijzer. Prullenbakken werden uitgezogen met de stofzuiger en het strijkijzer werd gewoon, terwijl de stekker nog in het stopcontact zat, zo onder de kraan gehouden om bij te vullen. De stofzuiger zei PLOF en het strijkijzer PATS. Wij zijn toen maar op zoek gegaan naar een nieuwe maid. En een nieuwe stofzuiger en een nieuw strijkijzer. Stom ook eigenlijk van ons: je kunt niet zo’n meisje van het platteland trekken en verwachten dat ze alles zo maar begrijpt. Waar ze vandaan kwam woonde ze in een rondawel zonder elektriciteit en stampte ze maïs met zo’n stok voor het avondeten. Haar behoefte deed ze even verderop, achter een bosje. De plotselinge overgang naar de grote stad was te groot voor haar. Volgens mij was ze blij om weer naar huis te mogen.
De verschillen in mentaliteit, achtergrond en cultuur waren sowieso goed zichtbaar. Ik weet nog dat de buren een elektrische grasmaaier hadden gekocht. Want dan hoefde de tuinman het gras niet meer handmatig te maaien. Op zijn kont en met een schaar. De tuinman was helemaal niet blij met het nieuwe apparaat, want dat betekende dat hij de tuin in ruim een uur kon maaien, in plaats van dat hij er twee dagen over kon doen. En dat betekende dus ook dat hij in de tijd die hij nu over had, wat anders moest doen. Ik heb hem wel verwensingen horen uiten tijdens het nieuwe maaien. Hij vond het wel best, zo op zijn kont en met zijn schaar. Alles op zijn gemak. Hij was niet de enige daarin. Ik weet nog dat als je door de Karoo (een halfwoestijn in de Noordelijke Kaap) reed, het doodnormaal was om donkergekleurde medemensen te zien wachten bij de bushalte, terwijl de volgende bus pas over twee dagen zou komen. Daar hebben wij helemaal geen tijd voor, denk je dan. Hier is het haast, haast, haast.
Wellicht ligt de oorzaak van het verschil tussen haast of geen haast in de klimatologische omstandigheden waarin onze verre voorouders zijn opgegroeid. Als je in Noord Europa je zaken niet op orde had, had je geen dak boven je hoofd en niets te eten als het winter werd. Dat betekende dus plannen, voedselvoorraden aanleggen in droge voorraadschuren, zaden opslaan om in het voorjaar te kunnen planten en warme kleding en dekens maken. Terwijl je in Afrika gewoon het hele jaar door onder een boom kon zitten wachten tot het rijpe fruit er weer eens vanzelf afviel. Maar misschien stel ik me dat wel te romantisch voor.
Ik heb mijn Afrika ervaringen ooit eens gedeeld met een zelfbenoemde kunstenaar op een vernissage. Al heftig vingerwapperend in mijn richting, waardoor de goedkope slempwijn over de rand van zijn glas klotste, maakte hij mij uit voor Frau Himmler. Want ik was een racist en ik discrimineerde bovendien. Terwijl ik slechts de verschillen in mentaliteit en achtergrond wilde aangeven, zonder daarbij een waardeoordeel aan te meten. Daar heb ik aan overgehouden dat als het onder woorden brengen van mijn waarnemingen en ervaringen mij tot een racist maakt, ik de naam Frau Himmler als geuzennaam draag. Waarvan akte.
(door Hihiwiwi)
U riep…