De oorlog. Die van vroeger. Hectische tijd. Verwarde mannen alom en veel amok. Fietsenmakers gingen failliet. In Rotterdam lopen ze nu nog alles te stukadoren. Bijna iedereen die de oorlog meemaakte is dood. De haat tegen de Duitsers is niet meer. De jeugd van tegenwoordig heeft geen idee wanneer de oorlog was. En dat is maar goed ook, maar ik ben het wel gaan missen die haat tegen die Duitsers. Vooral tijdens het voetbal.
De generatie die de finale van 1974 heeft meegemaakt, wordt nog drie keer per week gillend wakker. In 1978 was de wedstrijd ook enerverend, maar slechts een poulewedstrijd. Echte wraak kwam er in 1988 waarbij Matthäus en Kohler helemaal das seiltyphus werden geschopt. Er werden nog wat doodsbedreigingen toegeschreeuwd en het achterwerk werd massaal afgeveegd met het Duitse tricot. Prachtige emotie. We wonnen en de oorlog was voorbij. Maar toen kwam het WK 1990 en het lot koppelde de beide kemphanen wederom aan elkaar. Na liters spuug over en weer, wonnen de moffen. De strijd zou eeuwig duren, dat kon niet anders. Ik was er in ieder geval klaar voor, maar de aftakeling van het affiche ging snel. In 1992 werd er al gewoon tegen elkaar gevoetbald. Na de wedstrijd werden zelfs handen geschud. In 2004 werden in de kleedkamer van Oranje Duitse vakantiefoto’s op groot scherm geprojecteerd. Gemoedelijk samen keuvelen over de vakantie. In 2012 was Nederland zo slecht dat na afloop de Duitse spelersvrouwen aanboden om met z’n allen te gaan zwemmen. Gezellig met elkaar een dagje Duinrell.
Al dat vriendschappelijke gedoe tussen onze landen heeft zijn weerslag op onze jeugd. Jongetjes van 12 lopen in een shirt van Bayern Müchen. Tijdens het pleintjesvoetbal willen ze Thomas Müller zijn. Nederlandse mannen uit het Oosten zijn fan van Schalke 04. Limburgers kijken massaal naar Borussia Mönchengladbach. Over fout zijn gesproken. Maar ook ik maak mij er schuldig aan. Afgelopen week nam een groot speler afscheid van die Mannschaft. Een geweldenaar. Een Weltmeister. Bastian Schweinsteiger. Held. Als ik 12 zou zijn, was ik op elk pleintje hem geweest. Er moet ergens een Nederland een straat naar hem vernoemd worden. Ik ga mij er 70 jaar na de oorlog hard voor maken. Zeg nou zelf; de Bastian Schweinsteigerstraβe – daar wilt toch iedereen wonen.