“Als we daar Achmed Heijn niet hebben!” brult IWIH tegen de Albert Heijn-medewerker, wie net op IWIH’s bel naast de voordeur heeft gedrukt.
“Mijn naam Sharam en ik ben van de Jumbo meneer”, zegt de medewerker van klaarblijkelijk Jumbo.
“Ja hup Achmed, schiet nou maar op”, zegt IWIH tegen Sharam. En Sharam begint met het binnen zetten van de zes kratten Duvel. Zodra het laatste krat van de steekkar is gehaald en zich voorbij de drempel van de voordeur bevindt, smijt IWIH de deur achter Sharam dicht en zegt: “Zoooo.”
Verschrikt kijkt Sharam achterom en vervolgens naar IWIH. “Moeten de kratten naar de keuken?”, vraagt Sharam onzeker. IWIH zegt triomfantelijk: “Jahaaa, en ik heb een keuken op zolder, een keuken op de eerste verdieping en een keuken in de keuken.” IWIH glundert daarbij alsof hij met het aanleggen van 2 extra keukens iets geniaals bedacht heeft. “Ik wil in iedere keuken twee kratten, zodat ik niet telkens heen en weer hoef te lopen,” gaat IWIH verder.
Sharam hoopt ontzettend dat hij in de maling genomen wordt, maar helaas. Er bevinden zich echt drie keukens in IWIH’s huis. Sharam begint met de kratten op zolder. Waarbij IWIH hem halverwege het tweede krat voor Pietje Palestina uitmaakt en zegt dat hij een beetje op moet schieten. Vervolgens pakt Sharam de twee kratten voor op de eerste verdieping in een keer en loopt wat ongelukkig de trap op, omdat hij nu niet goed kan zien waar hij zijn voeten zet. Op het moment dat Sharam naar beneden loopt, vraagt IWIH aan hem: “Zeg Achmed, hoeveel klanten moet je nog eigenlijk hierna?” In alle eerlijkheid zegt Sharam dat IWIH de laatste is voor vandaag. “Mooi,” brult IWIH, “dan gaan wij gezellig samen een kratje Duvel aanbreken.”
Sharam zegt: “Ik mag geen alochol drinken, ik ben moslism.” “Wat ben je?”, vraagt IWIH, die hem niet verstond door een ambulance die met zwaailichten voorbij kwam. “Ik doe aan de islam”, zegt Sharam. “Nou vanavond word je laham,” zegt IWIH, “het ik kerstavond en wij gaan eens fijn een biertje doen, vrrrriend.” Sharam voelt zich steeds minder op z’n gemak bij IWIH en durft geen nee te zeggen. “Nou eentje dan”, zegt Sharam voorzichtig.
Plop, plop klinkt het en IWIH zet twee koude flessen Duvel uit de koelkast op de salontafel. IWIH loopt naar een veel te duur zwart design dressoir en pakt daar twee Duvelglazen uit. Vervolgens schenkt IWIH beide flesjes in beide glazen leeg, als een echte kastelein.
“Zooo, Achmed” zegt IWIH, “hoe is het net?” “Ehh, ja, goed,” zegt Sharam, die vervolgens heel voorzichtig door de schuimkraag heen een slok van zijn bier neemt, met een gezicht alsof IWIH hem probeert te vergiftigen. “En wat doe je zoal naast boodschappen rondrijden in het dagelijks leven?” vraagt IWIH op een overdreven nette manier. Sharam neemt een grotere slok van zijn en zegt tegen IWIH dat bier toch wel erg lekker is. Sharam vertelt eerst over het feit dat hij met zijn vrouw en dochter in Rotterdam in een galerijflat woont. Naarmate Sharam meer slokken van zijn bier heeft genomen, begint hij steeds gemakkelijker te vertellen over zijn privé-leven. Hoe hij zijn ouders teleurstelde door vroegtijdig van school te gaan. Heel zijn familie had de hoop op hem gevestigd, omdat Sharam de enige is die havo heeft gedaan en ook de enige is, die ooit op het hbo terechtgekomen is en zal komen. IWIH zag aan Sharam dat de teleurstelling van zijn ouders in hem een zware last is. Sharam vertelt over zijn werk, hoe hij eigenlijk dagelijks met discriminatie te maken heeft. Hoe hij telkens als er een aanslag gebeurd is door terroristen daarmee op zijn werk gepest wordt, hoe mensen hem dan onder druk proberen te zetten omdat hij ook moslim is en hoeveel commentaar hij krijgt omdat hij op vrijdagmiddag nooit wil werken vanwege het vrijdagmiddaggebed. En zo praten Sharam en IWIH een paar uur met elkaar verder, waarbij Sharam er steeds meer achter komt dat IWIH ook ergens een vriendelijke kant heeft en IWIH ziet dat Sharam in een aantal dingen toch wel op hem lijkt. Het is voor beiden een bijzondere kerstavond geworden, waar ze allebei een goede vriend aan over houden.
“Ik moet nu echt gaan,” zegt Sharam “anders wordt mijn vrouw ongerust, maar ik vond het heel gezellig, eerlijk is eerlijk!” “Het genoegen was geheel van mijn kant,” zegt IWIH “en als je nog eens boodschappen komt brengen, zorg dan dat ik de laatste ben!” Sharam knikt naar hem en probeert op te staan. Hij is wat wankel in de binnen, maar loopt dan toch richting voordeur, waarbij hij nog wel het kozijn van de deur en een gangkast weet raken in zijn slingerloop. IWIH doet de deur voor Sharam open en maakt een handgebaar waarmee hij Sharam aangeeft, dat hij naar buiten kan. IWIH zwaait nog even naar de gele Albert Heijn-medewerker tot hij uit het zicht is en denkt bij zichzelf: “Die zes kratten heb ik weer mooi voor niets gekregen vandaag.”
Wat mij zo beangstigt is dat ik zeker weet dat jij dat soort dingen gewoon echt roept. Fictie en non-fictie liggen hier heel dichtbij elkaar.